terug naar de inleiding
terug naar de homepage
Eerste Wereldoorlog - Foto's van het Westfront
Artois
Inhoudsopgave van deze pagina 1) Algemeen 2) Wilfred Owen en de Slag aan de Sambre 3) De komst van de Duitse onderhandelaars |
![]() |
Het "Monument aux Morts", het Monument
voor de
Doden, op de Place Rihour in Lille/Rijsel. Het staat geplaatst tegen de kapel van het voormalige Palais Rihour dat in 1916 afgebrand is. Het is gemaakt door architect Edgar Brouty en beeldhouwer Jacques Alleman. Met dit monument worden de militaire en burgerslachtoffers uit Lille in de beide wereldoorlogen herdacht. Het werd op 27 mei 1927 ingewijd als monument voor de slachtofferd van de Eerste Wereldoorlog. Aan de kant van het plein zijn drie reliëfs aangebracht. Van onder naar bo- ven verbeelden deze de gevangenen, de aflossing van de soldaten aan het front en de vrede. De gevangenen verwijzen naar de inwoners van Lille die zich tijdens de oorlog in de greep van de Duitse bezettings- macht bevonden. Het reliëf van de vrede bevindt zich bovenaan om te symboliseren dat deze het resultaat is van de inspanningen van de strijders, de gevangenen en de aflossing. Helemaal bovenaan staat de opdracht van het monument en wel dat het door de stad is opgericht ter herinnering aan de heldendom en het lijden van zijn inwoners ten gunste van de vrede in beide wereldoorlogen. |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Naast de opera in Lille/Rijsel, aan het begin van de naar hem genoemde straat, staat een monument voor Léon Trullin (1897-1915). Trulin was van Belgische afkomst en woon- de in Lille. Vanwege inlichtingenwerk voor de Engelsen werd hij opgepakt en na een pro- ces op 8 november 1915 op 18-jarige leeftijd in een bastion van de Citadel van Lille ge- fusilleerd (foto middenboven). In 1934 werd aan de Avenue du Peuple Belge een bronzen standbeeld van Trulin ge- plaatst. Dit beeld, dat was gemaakt door Edgar Boutry, werd in 1942 door de Duitsers vernietigd. In 1960 werd er een nieuw standbeeld er neergezet, bijna gelijk iaan dat uit 1934. In 2003 is dit beeld naar zijn huidige standplaats verplaatst, naast de Opera (foto linksboven). Op de sokkel kan men lezen "Ik vergeef iedereen, vrienden en vijanden. Ik vergeef hen, dat ze mij niet vergeven hebben", woorden die Léon Trulin geschreven had in de laatste brief aan zijn moeder. Deze woorden staan ook op het eenvoudige monu- ment dat geplaatst is op de plek waar Trulin geëxecuteerd is. (foto rechtsboven) De foto direct links laat het graf van Trulin zien op de Cimetière de l'Est, de Oostelijke Begraaf- plaats, in Lille. Het beeld van Trulin op het graf is van de hand van de beeldhouwe Félix-Alexandre Desruelles |
![]() |
Op de Cimetière de l'Est, de Oostelijke Begraafplaats, in Lille bevinden zich in dezelfde laan als het graf van Léon Trulin (zie boven) nog enkele graven van Belgische verzetsstrijders uit de stad die door de Duitsers vanwege hun daden gefusilleerd zijn. Op de foto links zien we het graf van Georges Maertens en rechts dat van Sylvère Verhulst. Beiden zijn in een proces tegen enkele verzetsstrijder op 16 en 17 september 1915 door een Duits militair tribunaal ter dood veroordeeld. Ze zijn op 22 sep- tember geëxecuteerd. Ze hadden samen met anderen in maart van dat jaar een Britse vliegenier verborgen en daarna geholpen te ontsnappen. Deze was in de buurt van Lille neergekomen. Verder hadden ze een aan- tal Franse soldaten, die zich in Lille bevonden, geholpen aan de Duitsers te ontkomen. |
![]() |
![]() |
Op de Square Daubenton in Lille staat een monument voor vijf inwoners die wegens hun verzetsdaden in de Eerste Wereldoorlog gefusilleerd zijn. Het gaat om Georges Maertens, Ernest Deceuninck, Sylvère Verhulst, Eugène Jacquet en Léon Trulin, die van links naar rechts op het monument staan afgebeeld (Trulin liggend op de grond). Drie van hen kwamen we hierboven al tegen. Trulin was veroordeeld vanwege inlichtingenwerk voor de Engelsen, Maertens en Verhulst, samen met Deceuninck en Jacquet voor hulp aan een Britse vliegenier en aan Franse soldaten. Na de oorlog is er een standbeeld ter herdenking van bovenstaande gefu- silleerden gekomen, dat op 31 maart 1929 is ingewijd. Het is van de hand van de beeldhouwer Félix-Alexandre Desruelles. Op 25 augustus 1940, tijdens de Tweede Wereldoorlog, is het door de Duitsers vernield. Na de oorlog heeft de weduwe van de beeldhouwer, Germaine Oury-Desruelles, een kopie gemaakt dat in 1960 op zijn huidige plek is gezet. |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() ![]() |
|
Vlakbij het hierboven beschreven monument voor de
gefusilleerden in Lille en wel bij de Pont de la Citadelle, staat nog een WO1 monument: Het monument voor de postduiven. Het eert de 20.000 postduiven die in de oorlog zijn omgekomen.Postduiven namen als communicatiemiddel in deze oorlog nog steeds een belangrijke plaats in, hoewel de communicatiemiddelen zich sterk ontwikkel- den. Duiven konden ook levensreddende berichten versturen vanaf eenheden die waren ingesloten. Het monument is op 13 april 1936 ingewijd. Het staat juist in Lille, omdat de streek het centrum van de Franse duivenhouderij is. Het monument is gemaakt in opdracht van de Nationale Federatie van Duivenliefhebbers door beeldhouwer Alexandre Descatoire en architect Jacques Alleman. De foto's tonen het monument en uitgelicht enkele reliëfs. We zien een vrouw, die de vrede verbeeldt, in een wolk van duiven. Aan haar voeten wordt een slang, symbool van de oorlog, verpletterd door een schild met daarop afgebeeld een duif.Op de reliëfs zien we soldaten in moeilijke omstandigheden die duiven als laatste redmiddel gebruiken. |
![]() |
![]() |
|
Louise
de Bettignies, geboren in 1880 in Saint-Amand-les-Eaux nabij
Valenciennes, was een Franse spionne. In 1895 verhuisden haar ouders met haar naar Lille. Ze kreeg haar opleiding in Engeland en sprak daardoor vloeiend Engels, maar ze sprak ook vijf andere talen, waaronder Duits. Voor de oorlog reisde en verbleef ze in Zuid- en Oost-Europa en werkte er o.a. als gouvernante. Ze verkeerde er in de hoogste kringen. Vlak voor de oorlog keerde ze terug naar Lille. Direct na het uitbreken van de oorlog raakte ze bij illegaal werk betrok ken maar werd in Péronne gearresteerd. Toevallig kwam ze er prins Ruprecht van Beieren tegen, die ze kende van haar reizen. Deze gaf haar een laissez-passer. Hiermee reisde ze via België en Nederland naar het Verenigd Koninkrijk, waar de inlichtengendienst haar een op- leiding gaf. Terug in Lille zette ze er een spionagenetwerk op en speelde informatie door naar de Britten. Het netwerk omvatte ongeveer 100 mensen en redde zo'n 1000 Britse soldaten het leven. Ze waarschuwde de Fransen voor de aanval bij Verdun maar werd niet geloofd. In oktober 1915 werd ze bij een routinecontrole van de Duitsers gearresteerd, omdat ze geheime berichten bij zich had. Ze werd tot dwang- arbeid veroordeeld en naar een gevangenis in Keulen overgebracht. Ze overleed er in september 1918, omdat haar een nodige medische behandeling werd onthouden. Na de oorlog is er in Lille voor Louise de Bettinies een monument geplaatst aan de Boulevard Carnot. Het was een initiatief van maarschalk Foch en generaal Weygand en het is gemaakt door de beeldhouwer Real de Sarte. Op 11 november 1927 is het monument ingewijd. Het laat een soldaat zien die de hand van Luisie de Bettignies kust (foto linksboven; rechtsboven een detail). |
![]() |
In de periode 1923-1936 liet de Britse Imperial War Graves Commission in talloze kerken in België en Frankrijk gedenk- platen aanbrengen om de doden van het Britse Wereldrijk te gedenken die in de Eerste Wereldoorlog gevallen waren. Het ging om kerken in plaatsen waar Britse troepen en andere troepen van het Britse Rijk gelegerd waren geweest. De tekst op de plaquette is geschreven door Rudyard Kipling. De pla- quette is gemaakt door Reginald Hailward naar een ontwerp van de architect H. P. Cart de Lafontaine en is aangebracht in 23 kerken in Frankrijk en vijf in België. Ook in de VK zelf, in Canada en elders zijn kopieën (soms met iets gewijzigde tekst) van de plaquette geplaatst, niel alleen in kerken, maar ook in musea en op andere relevante plaatsen. Op de foto links zien we een dergelijke gedenkplaat in de Église Saint Maurice in Lille. |
![]() |
Aan de Boulevard Général Leclerc bij het oude postkantoor in Roubaix staat een monument voor Eugène Motte. Motte was industrieel in deze plaats en van 1902-1912 was hij er burgemeester. In juni 1915 kreeg hij opdracht van de Duitse commandant Hoffmann om stof voor zakken te produceren, die gebruikt werden in de loopgraven. Motte weigerde met de woorden: "Wij kunnen de rol van collaborateurs van de vijand niet aanvaarden. U kunt onze goederen vorderen, maar niet onze men- sen." Vanwege zijn weigering werd Motte gedeporteerd naar Gustrow in Duitsland. In september 1915 keerde hij terug naar Roubaix, maar hem werd de toegang tot de stad geweigerd. Hierop vertrok hij naar zijn familie in België, waar hij zich inzette voor de voedselvoorziening van het bezette deel van Frankrijk. In februari 1918 slaagde hij er heimelijk in naar Parijs te gaan, waar hij werkte er aan het herstel van zijn fabrieken. Na de oorlog werkte hij o.a. mee aan de wederopbouw van Roubaix. |
|
|
|
Het "Monument aux Morts", het Monument
voor de
Doden, in Tourcoing herdenkt de doden uit de Eerste en Tweede
Wereldoorlog en
enkele andere oorlogen. Het heeft als thema "De Overwinning roept de helden gevallen met het gezicht naar de vijand en leidt hen naar de Roem en de Onsterfelijkheid". Het oorspronkelijk alleen voor de gevallen uit de Eerste Wereldoorlog gemaakte monument is van de hand van Lucien Brasseur, die er van 1924-1931 aan werkte. Het bevat de namen van de 2531 soldaten en 177 burgers uit Tourcoing die tijdens deze oorlog gedood zijn. Later zijn er aan de achterkant de namen van gevallenen uit de Tweede Wereldoorlog en andere oorlogen aan toegevoegd. |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
In
Lille op de Square Foch staat een ruiterstandbeeld op een hoge sokkel
van maarschalk Ferdinand Foch, de man achter de geallieerde overwinning
in de Eerste Slag aan de Marne in september 1914 en op het einde van de oorlog de opperbevelhebber van de geallieerde legers aan het westelijke front. Nadat er in 1929 een intiatief was gekomen tot het plaatsen van een dergelijk standbeeld in Lille, werd er in 1932 een Comité Foch opgericht om dit project te realiseren. Vervolgens kregen de beeldhouwer Edgar Boutry en de architect Jacques Alleman de opdracht voor het maken van het standbeeld. Het standbeeld heeft een hoogte van 12,55 m. en het bronzen ruiterstandbeeld alleen al weegt meer dan drie ton. De kosten bedroegen rond de 500.000 frank. Op 24 mei 1936 is het standbeeld ingewijd. De foto's tonen het ruiterstandbeeld en de inscirpties op de zijkan- ten van de sokkel met uitspraken van maarschalk Foch en een opdracht. |
![]() |
Het dorp Festubert nabij
Béthune lag al vanaf bijna het begin van de oorlog in de
frontlijn.. De hevigste strijd vond hier plaats in de zgn. Slag bij Festubert (15-27 mei 1915) tijdens het algemene offensief in deze streek in het voorjaarvan dat jaar. Bij het begin van de slag was het dorp nog in Duitse handen. Uiteindelijk werd het bij een geallieerde aanval tussen 20 en 24 mei veroverd. De gehele slag leverde een terreinwinst van één kilometer op voor de geallieerden ten koste van onder meer verliezen van 16.000 man aan Britse kant. Festubert was toen nog redelijk intact. Tijdens hun voorjaarsoffensief in 1918 heroverden de Duitsers het dorp, waarbij het geheel werd verwoest. De foto toont de D 166 door Festubert vandaag de dag. Deze straat liep ongeveer gelijk met de geallieerde frontlijn. Links bevindt zich nog ergens een Brite bunker. |
Te Neuve Chapelle bevindt zich het
Indian Memorial to
the Missing, dat de vermiste Indiase soldaten uit de Eerste
Wereldoorlog herdenkt. Op deze plaats leverde het Indian Corps zijn
eerste
belangrijke slag, waarbij het éénvijfde van zijn
manschappen verloor. Ter herdenking hiervan en van andere Indiase
gevallenen richtte de Imperial War Graves Commission (thans Commonwealth
War Graves Commission) in 1927 deze gedenkplaats op. Rondom staan de
regimenten met de namen van de 4843 vermiste soldaten vermeld. In het
monument rechts op de foto linksboven,
die op het middenterrein van het Memorial is genomen, zijn de
namen van de
veldslagen vermeld waar ze gevochten hebben. De hal links op
dezelfde foto bevat de namen van de krijgsgevangenen
die in het Duitse
gevangenkamp te Zehrensdorf bij Berlijn gestorven en
daar
begraven zijn. De gedenksteen (foto midden)
tussen beide in bevat
de volgende tekst: "To the honour of the army of
India which fought in
France and Belgium 1914-1918 and
in perpetual remembrance of those of their dead whose names are here
recorded and who have no known grave." [Ter ere van het leger
van India dat van 1914-1918 in Frankrijk en België heeft
gevochten
en in eeuwige herinnering aan die doden van wie hier de namen zijn
weergegeven en waarvan het graf niet bekend is.] Onder
deze Engelse tekst staat dezelfde tekst in het Frans. De foto
rechtsboven toont het Memorial genomen vanaf de D171.
De Cimetière National Notre
Dame de Lorette is één van de
grootste Franse begraafplaatsen voor gevallen soldaten uit de Eerste Wereld- oorlog. Met het monument herdenkt deze de gesneuvelden in de zware strijd tussen oktober 1914 en september 1915 om de heuvel waarop de gedenkplaats ligt. Uiteindelijk slaagden de Franse soldaten erin de Duitsers te verdrijven. Ter herdenking werd op de plaats van een eerdere kerk een basiliek gebouwd en een toren in de vorm van een lantaarn (zie foto links). De toren bevat de lichamen van onbekende soldaten uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog en uit de oorlog in Indochina. Op de begraafplaats bevinden zich de lichamen van ongeveer 40.000 gesneuvelde Franse sol- daten, verdeeld over de begraafplaats zelf (die 19.000 kruizen bevat) en zeven ossuaria. Op de muren van de basiliek kan men duizenden plakettes zien ter herinnering aan de slachtoffers. De foto rechts toont het interieur van de basiliek. |
|
|
De heuvel van Notre Dame de Lorette was
aanvankelijk in Duitse handen. De Franse soldaten hebben hard gevochten om deze heuvel te veroveren (zie boven). De foto geeft een beeld van het slagveld gezien vanaf de nationalebegraafplaats Notre Dame de Lorette op de top van de heuvel. |
|
||
De geallieerde linies bij de heuvelrug
bij Vimy werden door
Canadese troepen bezet. Toen de Fransen in april 1917 tevergeefs de
Chemin des
Dames trachtten te veroveren, voerden de Canadese troepen een aanval op de Duitse troepen op de heuvelrug van Vimy uit. Hun aanval slaagde wel. De heuvelrug is door de Franse staat aan de Canadezen geschonken, die het hebben ingericht als een herdenkingspark, het Canadian National Vimy Memorial Park. De foto links toont resten van originele loopgraven in het park, de twee foto's rechts tonen gereconstrueerde loopgraven. |
|
Het Canadian Cemetery No. 2 te
Neuville-Saint-Vaast in |
|
|
Atrecht (Arras) was het grootste deel
van de oorlog in Britse
handen maar lag wel in de frontlijn. Het werd dan ook zwaar beschadigd.
Zoals
Chrisje en Kees Brants schrijven: "De loze gevels van de oude Spaans-Vlaamse markten stonden nog overeind als het decor van een bizar toneelstuk. Dode paarden lagen in rijen midden op het enorme plein. Infanteristen, net terug uit de loopgraven, marcheerden als zombies door de stad". Sindsdien zijn de pleinen fraai hersteld, zoals bovenstaande foto's van de Grande Place (links) en de Place de Héros laten zien. |
![]() |
De Familistère in Guise (departement Aisne) was vanaf ongeveer het midden van de 19e eeuw tot ver in de 20e eeuw een arbeiderscom- mune in de zin van het utopisch socialisme. Het gebouw waar destijds de arbeiders maar ook de leiding van de commmune woonden wordt nog steeds als wooncomplex gebruikt. Een deel van dit wooncomplex is vandaag de dag echter een museum. Aan de muur van een van de museumruimtes bevindt zich de plakette van de foto links. Deze her- denkt de werknemers van de commune, soldaten zowel als burgers, die tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn omgekomen. |
![]() |
![]() |
In
Guise waar de D946 zich afsplitst van de D69 staat het zogeheten
"Monument Lanrezac" (foto linksboven). Dit monument is daar geplaatst,
zo lezen we op het monument (zie foto rechtsboven), tere ere van het 5e Franse leger en zijn chef generaal Lanrezac, vanwege de slag die het op 28 en 29 augustus heeft geleverd. Tijdens de Duitse inval in België kreeg Charles Lanrezac van de Franse opperbevelhebber Joffre de opdracht het Belgische leger te hulp te komen. Dit deed Lanrezac in eerste instantie, maar trok zich terug, on- danks het bevel van Joffre om stand te houden, toen zijn leger omsingeld dreigde te raken. Op 29 augustus voerde Lanrezac met het 5e leger echter een succesvolle tegenaanval uit op de Duitse troepen: de Slag bij Guise. Hierdoor werd de Duitse opmars vertraagd en konden de Franse en Britse troepen zich terugtrekken op de Marne, waar ze de Duitse inval definitief wisten af te stoppen. Omdat Lanrezac echter bevelen van hogerhand had genegeerd, werd hij enkele dagen na de slag van zijn post ontheven. Deze Slag van Guise wordt door bovenstaand monument herdacht. Het werd op 28 april 1929 onthuld door Paul Painlevé, minister van oorlog, en maarschalk Louis Huber Lyau- tey.Het monument is een ontwerp van de architect Paul Ferré uit Nantes en is gemaakt van een kunstmatige steensoort, Ferrelith, die door de architect zelf was uitgevonden. Het bas-reliëf is gemaakt door de broers beeldhouwers Jan en Joseph Martel, eveneens uit Nantes. |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
De
Frans-Duitse militaire begraafplaats Flavigny-le-Petit, ook genaamd 'La
Désolation' (de woestenij), ligt ten zuiden van Guise aan de D946.
Oorspronkelijk was deze door de Duitsers ingericht voor Duitse gesneuvelden van de Slag van Guise (zie hier direct boven). Later zijn er ook nog Duitse gesneuvelden van gevechten in 1918 be- graven. Na de oorlog zijn er tevens soldaten van begraafplaatsen uit de omgeving naartoe overgebracht. Nu liggen er in het Franse deel van de begraafplaats 1491 Franse militairen begraven waarvan resp. 788 en 695 in twee massagraven en verder 31 Belgen, 48 Britten, 12 Russen en een Roemeen. De begraafplaats is genoemd naar de naam van de plek waar deze ligt. Op het Franse deel van de begraafplaats liggen ook omgekomen Indochinese arbeiders en gesneuvelde soldaten van een gemengd Pa- cifisch bataillon. Verder liggen er 428 Franse soldaten en één Russische uit de Tweede Wereldoorlog, die hier in 1954 naartoe gebracht zijn. Op het Duitse deel van "La Désolation" liggen 2332 Duitse soldaten uit de Eerste Wereldoorlog begraven, waarvan 911 in een massagraf. Op de eerate rij foto's zien we het Franse deel van de begraafplaats. In het midden loopt een laan naar het herdenkingsmonument met links en recht van het monument de Franse massagraven. We zien dat de grafzerken verschillende vormen hebben, afhankelijk van de nationaliteit maar ook de godsdienst van de begravene. Voor de meeste Franse soldaten is dit een wit kruis, maar die voor moslim soldaten zijn min of meer rechthoekig (zie foto middenboven, tweede rij). De rij graven links op de foto rechts- boven met min of meer rechthoekige zerken zijn Brits. Op de foto linksonder zien we een Franse massagraf. De foto's midden- en rechtsonder tonen het Duitse deel van de begraafplaats met een klein monument. De Duitse begraafplaats ligt achter de Franse (zie foto middenboven) en de kruisvormige zerken hebben een donkergrijze kleur. |
–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–
2) Wilfred Owen en de Slag aan de Sambre
![]() |
![]() |
![]() |
Op 4 november 1918, bij het terugdrijven van het Duitse
leger, stootte de 32e Britse divisie van het IXe legerkorps op hevige tegenstand, toen deze ongeveer
een |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
De Britse gesneuvelden van de Slag aan de Sambre werden
begraven op de gemeentelijke begraafplaats |
![]() |
Naast de Britse sectie op de gemeentelijke begraafplaats van Ors is er nog een Brits oorlogskerkhof in deze plaats: het Ors British Cemetery. (foto links) Deze bevindt zich niet ver van de plek waar het Britse leger probeerde het Sambre-Oise kanaal over te steken. Ors British Cemetery is vanaf november 1918 ingericht, nadat de Duitsers uit Ors verdreven waren. Er werden destijds gesneuvelden van de Highland Light Infantry en van de Royal Engineers begraven. Na de oorlog zijn er ook vanaf omliggende oorlogsbegraafplaatsen gesneuvelden naartoe gebracht. Er liggen nu 107 militairen begraven. Zes van hen zijn niet geïdentificeerd. |
–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–
![]() |
![]() |
![]() |
![]() ![]() ![]() ![]() |
||
Op 7 november 1918 passeerde een Duitse delegatie iets ten noordoosten van La
Capelle (departement Aisne):de Franse linie. Het waren gevolmachtigden van de Duitse regering, die ge- komen waren om over een wapenstilstand te onderhandelen Ze arriveerden er om 20:20u in vier auto's, waarvan op de voorste een grote witte vlag was gestoken. De onderhandelaars werden ontvangen door kapitein Lhuiller, commandant van het 1e bataljon van het 171e regiment infanterie, die van hun komst op de hoogte was. Deze gaf vervolgens korporaal-klaroen- blazer Pierre Sellier opdracht het signaal voor een wapenstilstand te geven. Deze tijdelijke wapenstilstand gold alleen ter plekke en in de direct omgeving, om zo de onderhandelaars de ge- legenheid te geven veilig te passeren. De Duitse onderhandelaars werden naar een villa in La Capelle geleid om daar verdere instructies van de Franse opperbevelhebber maarschalk Foche af te wachten (zie beneden). Na de oorlog heeft Pierre Sellier hier regelmatig deelgenomen aan plechtigheden ter herinnering aan de passage van de Duite onderhandelaars en er opnieuw het staakt-het-vuren geblazen. Op de plaats aan de huidige Rue d'Haudroy (D285), waar deze gebeurtenissen plaatsvonden, staat nu een monument, het Monument de la Pierre d'Haudroy. Al in 1925 werd er een monu- ment geplaatst, dat echter door de Duitsers op 14 augustus 1940 werd vernield. Alleen twee stenen achter het huidige monument herinneren nog aan het oude monument (foto rechtsboven). In 1946 werd er een comité voor een nieuw monument opgericht. Het werd op 14 november 1948 ingewijd (foto linksboven) Een zuil laat een zwaard zien dat door twee handen wordt vast- gehouden en naar beneden wijst. Ook lezen we er de datum en tijd van het begin van de aankomst van de Duitse delegatie plus de tekst "Hier triomfeerde de vasthoudendheid van de poilu". Links van het monument, aan de straatkant, staat een monument ter ere van Pierre Sellier (foto middenboven). Voor de trap van het hoofdmonument staan twee stenen met plaquettes met teksten die naar de relevante gebeurtenissen verwijzen. Zo lezen we op de steen linksvoor over de oprichting van het monument in 1925 (foto linksboven) en de aankomst van de Duitse de- legatie (foto onder, tweede van rechts). Op de steen rechts staan plaquettes met teksten over de vernieling van het oude monument in 1940 (foto linksonder) en het oprukken van het Franse leger tot aan deze plek op het einde van de oorlog. (foto onder, tweede van links). Verder is er een plaquette ter gelegenheid van de 100-jarige herdenking van de tijdelijke wapenstilstand op 7 november 2018 en de aanwezigheid van president daarbij. (foto rechtsonder) |
![]() |
Nadat de Duitse onderhandelaars de Franse linie gepasseerd waren (zie boven), werden ze naar de Villa Pasques aan de Route d'Hirson in La Capelle gebracht om er de instructies van de Franse opperbevelhebber maarschalk Foche af te wachten, hoe verder te handelen. Ze brachten er de nacht door en reisden de volgende dag eerst per auto en dan per trein naar Compiègne voor de wapenstilstandsbesprekingen. Op de foto links zien we de villa en op de foto rechts een plaquette op het toegangs- hek, die aan de aanwezigheid van de onderhandelaars herinnert. De villa was in 1900 gebouwd en ontleent zijn naam aan de toenmalige eigenaar. Tijdens WO1 was er een de Duitse commandopost gevestigd en het ge- bouw was nog maar net door de Fransen bevrijd. |
![]() |
–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–.–
Links naar mijn andere foto's van de Eerste Wereldoorlog: Het Westfront
Het Oostfront Het
Oostenrijks-Italiaanse Front |
terug naar de inleiding
terug naar de homepage